De 'mannelijke' leidster

Een opiniestuk over de positie en de rol van een man in de kinderopvang.

 

 

 

 

Waar vroeger de vrouw des huizes zorg droeg voor de kinderen, maakt onder andere de vrouwenemancipatie van de laatste decennia dat deze taak steeds vaker wordt gedeeld met een organisatie voor kinderopvang. Hier brengen ouders op werkdagen hun kind bij goed opgeleide “meiden” die met aandacht kennis en liefde het kind verzorgen. 

 

Maar wat als op een dag ineens de liefdevolle leidster een leider blijkt te zijn?

 

 

 

Maatschappelijke angst

 

Waar tweeënhalf jaar geleden als reactie van een ouder op de mannelijke pedagogisch medewerker er waarschijnlijk een verbaasde “oh” zou hebben geklonken, is dat tegenwoordig steeds vaker een verontruste “oh”. Reden hiervoor zijn onder andere de berichten omtrent zedenmisdrijven op een Amsterdams kinderdagverblijf. 

 

Zoals bij veel schokkende gebeurtenissen zorgde (ook) deze zedenzaak voor veel onrust en angst in onze maatschappij en tot gespreksstof op onder andere het schoolplein, verjaardagen en de parkeerplaats voor de kinderopvang. Geheel vreemd is het dan ook niet dat ‘de man’ in de kinderopvang sindsdien tot een soort van algemene risicofactor is gaan behoren.
Nu werk ik zelf tweeënhalf jaar als man in de kinderopvang en heb de verandering van de verbaasde “oh” naar de verontrustende “oh” van dichtbij meegemaakt.

 


Ik werk op een buitenschoolse opvang,  waar ik op een horizontale groep sta met kinderen van vier en vijf jaar oud. Ten tijde van de Amsterdamse zedenzaak zou ik net worden ingewerkt als invalkracht voor de kinderdagverblijven van onze organisatie. Waarom ik dat wilde? 

 

Mijn affiniteit met kinderen maakt mij nieuwsgierig naar hun manier van denken en ontwikkelen. Ik had nog niet eerder gewerkt met de jonge kinderen van het kinderdagverblijf, dus wilde ik mijn werkervaring met deze doelgroep verder uitbreiden als voorbereiding op mijn deeltijd opleiding pedagogiek.

 

 

 

Hoewel mijn eerste inwerkdag op het kinderdagverblijf al weken gepland stond, kwam uitgerekend een paar dagen van te voren het nieuws van de Amsterdamse zedenzaak naar buiten. Een veel slechtere timing was er voor mij persoonlijk dan ook niet geweest. Toch besloot ik om mijn plan door te zetten, want ik heb altijd geleerd om je niet te laten leiden door (het leven van) anderen , maar om uit te gaan van mijzelf, mijn eigen kwaliteiten en mijn gevoel. Ik kon er toch niets aan doen dat er in Amsterdam een man was die het in zijn hoofd haalt om kinderen als seksueel object te zien?

 

Zodra de eerste kinderen op het kinderdagverblijf binnen werden gebracht voelde ik mij nog wel wat onwennig tussen het kleine grut, maar naar ouders toe voelde ik mij (wel) zelfverzekerd, strijdbaar bijna. Klaar om de eer van de man in de kinderopvang te verdedigen waar mogelijk, want rechtvaardigheid en eerlijkheid zijn waarden die ik als persoon hoog in het vaandel heb.
Juist die eigenschappen zullen gemaakt hebben dat ik met een open, eerlijke en pro-actieve houding op de ouders afstapte om te vertellen wie ik ben en dat ik die dag werd ingewerkt op de groep van hun kind. Een aantal ouders bleken ‘zelfs’ enthousiast te zijn over mijn aanwezigheid en vonden het een meerwaarde dat er nu ook eens een mannelijke pedagogisch medewerker kwam werken.

 

Hoewel sommige kinderen in het begin even moesten wennen aan mijn aanwezigheid, werd ik gedurende de ochtend al snel geaccepteerd. Ik ervoer zelf het enthousiasme bij de jongetjes over mijn aanwezigheid en de manier van werken die ik als man meebracht. En hoewel het mij in eerste instantie nog wat verbaasde, bleken de meisjes het ook meer dan gezellig te vinden dat ik een dagje meedraaide op hun groep.

 

Na drie dagen ingewerkt te zijn op deze groep was ik dan ook vastberaden om mijn werkzaamheden op kinderdagverblijven voort te zetten en als professional te gaan staan voor de belangen van deze kinderen, los van de maatschappelijke morele angst  die er op mijn positie leek te rusten.

 

 

 

Je mannetje staan

 

Onlangs weidde het opvoedblad Groter Groeien een uitgave speciaal aan de pedagogische kracht van de mannelijke opvoeder of leerkracht. (Editie 7 Groter Groeien, 2012) 

 

Maar wat maakt eigenlijk die kracht van mannen in de kinderopvang of in het (basis)onderwijs? Het vanuit een ander gezichtspunt bekijken van situaties en het zijn van een rolmodel voor de jongens zijn veel genoemde aspecten.

 

Kinderen zijn continu bezig om zich ontwikkelen tot een autonoom individu, die in de loop der jaren leert om deel te nemen aan onze hedendaagse maatschappij. En wat is er voor deze kinderen fijner dan iemand om zich heen te hebben die zo’n zelfde ontwikkeling als eens doorlopen heeft en inmiddels meebeweegt in het maatschappelijk verkeer: een rolmodel!
Iemand die je laat zien hoe het moet, of liever, hoe het kan.
Net als de juf op school die op het schoolbord eerst de som voordoet voordat de kinderen hem zelf moeten uitrekenen.

 

 

 

Wanneer ik op de groep sta, ziet dat jongetje van drie jaar oud hoe ik als man communiceer met zijn ouders en met andere kinderen. Ziet dat ik mij netjes kleed met kerst en vindt het stoer om net als mij aan het einde van de dag een mooie kuif te krijgen met een beetje gel.
En hoe liefdevol en oprecht invoelend de vrouwelijke pedagogische medewerkers ook zijn, de jongetjes zullen zich gedurende de toch al ingewikkelde ontwikkeling van hun persoonlijkheid nooit aan hen kunnen identificeren als man. 

 

 

 

Albert Bandura beschreef dit als  “modeling” in zijn sociale leertheorie (Bandura, 1977), waarin hij stelt dat (jonge) kinderen leren en zich ontwikkelen door te observeren en te imiteren.

 

Waar thuis de vader deze rol vervult, is van alle pedagogisch medewerkers op kinderdagverblijven slechts 1%  man en de op buitenschoolse opvang slechts 6% (Beaujean, 2009).
Met de toename van het aantal één ouder gezinnen zijn er ook steeds meer kinderen die een mannelijk rolmodel niet eens als vanzelfsprekend in hun primaire opvoedingsmilieu hebben. 
In een tijd waarin het secundaire opvoedingsmilieu een steeds belangrijkere plaats gaat innemen in de opvoeding van kinderen zouden er dus juist meer mannelijke pedagogisch medewerkers op de groep moeten komen om als rolmodel te dienen en de teams aan te vullen met een mannelijke kijk op de zaak. 

 

 

 

Zien en gezien worden

 

Het is niet alleen het jongetje die de man ziet, maar ook de man die het jongetje ziet. De man die vroeger zelf ook zo’n jongetje is geweest.
Mocht hij niet bekend zijn met het feit dat alleen het mannelijk testosteron de jongetjes al beweeglijk en ondernemend maakt, dan weet hij in ieder geval uit ervaring (al is het maar van de verhalen over zijn eigen jeugd) dat doorgaans een jongetje nu eenmaal beweeglijker, energieker en meer ondernemend is dan een meisje.
Nu is “rekening houden met” natuurlijk niet voorbehouden aan mannen, ik zie om mij heen gelukkig veel vrouwelijke collega’s die de jongetjes ruimte bieden in plaats van hen te begrenzen. Echter, het seksegenootschap tussen de man en het jongetje schept een dieper soort innerlijk begrip, waardoor het jongetje wellicht meer kansen krijgt om zijn behoefte tot exploreren te bevredigen en zich daarmee te ontwikkelen.

 

 

 

Zo had ik er onlangs voor kunnen kiezen om twee jongetjes van drie jaar oud te verbieden om in de motregen buiten te gaan spelen en daarbij door de regenplassen op de tegels te lopen. Dan zouden ze geen natte schoenen en sokken hebben gekregen en bleef hun broek keurig schoon...
Maar, dan hadden de kinderen ook niet zelf erváren dat je natte voeten krijgt wanneer je in een plas stampt en dat natte schoenen in de winter koude voeten oplevert. En misschien nog belangrijker, dan hadden de jochies aan het eind van de dag ook niet met een smile van oor tot oor aan hun ouders kunnen vertellen over hun avonturen bij de ‘krokodillenoceaan’ waar ze overheen moesten springen om niet in hun bil gebeten te worden door de krokodil en dat ze elkaar gered hadden toen de één toch met zijn voet in de oceaan belandde.

 

 

 

Die schoenen en sokken waren overigens na een uurtje bij de verwarming weer droog, maar de ervaring zal deze kinderen nog lang bijblijven!

 

 

 

Bruggen slaan 

 

Het is inmiddels twee jaar geleden dat de berichten-tsunami over de zedenmisdrijven de kranten overspoelde, Robert M. is veroordeeld en een commissie onder leiding van Louise Gunning deed een groot aantal aanbevelingen om misbruik in de kinderopvang zoveel mogelijk uit te sluiten (Wiesman, 2012).

 

Hoewel de impact van deze gebeurtenissen nog dagelijks merkbaar is, lijken inmiddels de hoogste golven gepasseerd en iets kalmer vaarwater in het verschiet.

Naar mijn mening een goed moment om niet alleen te blijven denken aan de gevaren van dat water, maar ook te gaan kijken naar de mogelijkheden die het biedt. Dus niet alleen blijven kijken naar het gevoelsmatige risico van een mannelijke pedagogisch medewerker in de kinderopvang.
Niet alleen binnen eigen gelederen vaststellen dat die man in het team echt wel iets toegevoegd. Maar bewust naar ouders toe voorbeelden laten zien en benoemen van wát nou die meerwaarde is van 'de man in de kinderopvang'. Dat het voor de ontwikkeling van jongetjes belangrijk is dat zij een mannelijk rolmodel hebben.
Maar ook hoe leuk de meeste meisjes het eigenlijk vinden, wellicht doordat mannen een andere werkstijl hebben die vooral ten goede komt aan het exploreren en het leren door te ervaren, iets wat de meeste kinderen van nature aanspreekt.
En dat een gemengd team een rijkere leeromgeving biedt voor een kind dan een team met alleen vrouwen.

 

Alleen dan zullen -naar mijn mening- de gesprekken op het schoolplein, verjaardagen en de parkeerplaats van de kinderopvang uiteindelijk kunnen gaan over de meerwaarde van die man in de kinderopvang. 

 

Dus, laten we bruggen slaan, in plaats van muren optrekken ter verdediging!

 

 

 

Frank voor 't Hekke  -  December 2012